De slavenhandel begon in Nederland in 1621, met de oprichting van de West- Indische Compagnie. De Compagnie kreeg, net als de VOC een handelsmonopolie, maar hielt zich vooral bezig met de kaapvaart en voerden vooral oorlog tegen de Spaanse schepen. De belangrijkste reden voor de slavenhandel en de slavernij waren de enorme opbrengsten uit de slavenhandel en de plantagekoloniën. Het continent in Amerika was zeer geschikt voor het verbouwen van suiker, katoen, koffie etc. Er was alleen een minpunt er was een gebrek aan arbeiders en de oorspronkelijke bewoners ‘’de indianen’’ bezweken onder het hardere werken en tegen de Europese ziekte. Hiervoor werden dus Afrikaanse slaven voor ingezet. Vanuit Nederland vertrokken zeilschepen met beladen wapens, textiel en andere kostbaarheden naar West-Afrika. Aan de kust handelden de Nederlandse kooplieden hun lading met de Afrikaanse tussenhandelaren. De Afrikaanse handelaren boden slaven aan, de slaven worden uiteindelijk aan de Nederlanders verkocht. De Nederlandse kooplieden vertrekken met hun lading naar Curaçao, Sint Eustatius en Suriname. Ze verkopen de slaven aan plaatselijke slavenhouders, waar slaven op plantages suiker, koffie, katoen produceren. Deze producten zijn zeer gewild op de Nederlandse markt, het schip is leeg en kan dus volgeladen worden met deze producten. Deze handel wordt de driehoekshandel genoemd: De Nederlandse kooplieden hebben een complete driehoek gevaren, van Nederland naar West-Afrika, van West Afrika naar het Caribisch gebied, van het Caribisch gebied naar Nederland. In heel Europa had men tot eind 18e eeuw nauwelijks moeite met de slavenhandel en de slavernij. Later kwamen er steeds meer tegenargumenten tegen de slavernij en de slavenhandel. Eind 18e eeuw werd er in Groot- Brittannië de eerste organisatie tegen slavernij opgericht. Het werd het abolitionisme genoemd. In 1807 werd de slavenhandel in Groot- Brittannië definitief afgeschaft. In Nederland was de abolitionistische beweging veel minder sterk, Nederland schafte de slavernij pas in 1863 af.
