De hof Ierte

Het hofstelsel

Tijd van monniken en ridders

Vóór de Romeinse periode (58 v. Chr.-450 na Chr.) bestond de bewoning langs de Vecht uit kleine gemeenschappen van gelijke boeren. De Romeinen brachten orde en veiligheid. In die periode van vrede namen de nijverheid en de handel toe en ontstond er een zekere welvaart. Na de Romeinse periode kwam hierin verandering. Door het wegtrekken van de Romeinse legers nam de onveiligheid toe. Daardoor raakten de nijverheid en de handel in verval. Germaanse soldaten, die in de Romeinse legers dienst hadden gedaan, werden werkloos en vestigden zich als boer in de gemeenschap waar zij vóór hun krijgsdienst ook gewoond hadden. Zij formeerden kleine legertjes en probeerden daarmee hun grondgebied te verdedigenen vaak ook uit te breiden. Tegelijkertijd boden zij boeren in hun omgeving bescherming aan tegen concurrerende groepen. In ruil voor de bescherming moesten de boeren het eigendom van hun grond overdragen. Zij werden "horig". Boeren die geen grond bezaten, omdat ze ergens anders van hun land verjaagd waren, kregen in ruil voor hun diensten bescherming en tevens een stuk grond in gebruik om hun gezin te onderhouden. Zij werden "lijfeigenen". Er ontstond een hiërarchie van vrijen, horigen en lijfeigenen. Grondbezit werd het belangrijkste teken van rijkdom. De soldaat/boer werd landheer. Hij woonde op de hof, de belangrijkste boerderij in het gebied. Had de landheer een heel groot gebied verworven, dan had hij vaak meerdere hoven van waaruit hij zijn gebied bestuurde. Op die hoven had hij dan plaatsvervangers aangesteld. Die werden ook wel hofmeiers genoemd.

Hof

De hof was een boerderij van waaruit andere boerderijen (hoeven) werden beheerd. Een hof was meestal voorzien van een gracht en een houten schutting. Een dergelijke hof vormde het administratieve en bestuurlijke centrum voor een aantal onderhorige hoeven. Op de hof woonde de hofboer die ook wel meier (pachter) werd genoemd. De meier bestuurde het landgoed namens de landheer. Hij sprak recht over de onderhorige boeren en hij inde de belasting die de boeren in natura moesten betalen omdat er geen geld in omloop was. Die belasting bestond meestal uit landbouwproducten, die op de hof werden opgeslagen, en uit herendiensten. Deze herendiensten hielden in dat onderhorigen op het land van de heer moesten werken, hout kappen of andere karweitjes moesten doen. Deze bestuursvorm is in de Vroege Middeleeuwen (ca. 500‒900) ontstaan en wordt het hofstelsel genoemd.

Saal- en hoevenland

Het land van een hof was in twee delen verdeeld. Enerzijds was er het saalland en anderzijds was er het hoevenland. Het saalland werd door de heer zelf gebruikt en het hoevenland was verdeeld onder de horigen (de boeren). Deze horigen gaven hun vrijheid op om in roerige tijden bescherming van de heer te ontvangen. Een horige mocht, in tegenstelling tot een lijfeigene, bezittingen hebben. Als hij stierf, erfden zijn kinderen zijn bezit. Maar zij erfden ook alle verplichtingen tegenover de heer waar zij bij hoorden. Zonder toestemming van hun heer mochten ze niet verhuizen. Iedere horige had een stuk land in gebruik om zijn gezin te kunnen voeden.

Hof Ierte in Lenthe

Vanaf ongeveer het jaar 800 werd het hofstelsel in Dalfsen en omgeving ingevoerd. De hof Ierte in de buurschap Lenthe was een koninklijk hof dat al vóór 947 in leen was gegeven aan het Stift in Essen (Duitsland). Een Stift was een klooster voor dames van adellijke afkomst. Bij de hof Ierte hoorden onder meer tien boerderijen in Lenthe, vier in Emmen en vier in het kerkdorp Dalfsen. Zelfs onder Hasselt behoorden nog boerderijen bij deze hof. Via een weg over een lange zandrug aan de zuidkant van de Vecht was de hof Ierte verbonden met de hof Archum bij Ommen, die ook onder het Stift Essen viel. Deze weg maakte deel uit van het stelsel van zogenaamde koningswegen. Koningswegen waren verbindingswegen tussen hoofdhoven. Aan de koningsweg naar de Ierte zou in 1770 een katholieke kerk gebouwd worden, het begin van het kerkdorp Hoonhorst. De Ierte bleef eigendom van het Stift tot de verkoop in 1793 aan de heer Evert Lukas. In het markeboek van Lenthe wordt vermeld dat op de Ierte soms de markevergadering, "de holtink" werd gehouden. Vanaf ongeveer 1200 begon het hofstelsel te verwateren. De wereld er om heen veranderde. De gesloten landbouwsamenleving op een hof met handel in natura kwam onder druk te staan. De bevolking groeide, dorpen en steden ontstonden. Handel met geld als ruilmiddel deed opnieuw zijn intrede. De landheren, die hun arbeiders niet kwijt wilden raken, gaven de horigen daarom steeds meer rechten en dus meer vrijheid. De horigen werden de pachters van hun grond. De Ierte werd toen een gewone pachtboerderij.