Van oudsher wordt Nederland door het water bedreigd en getroffen door overstromingen. Ook Overijssel heeft wat dat betreft zware tijden meegemaakt. Een watersnood van ongekende omvang vond plaats in 1825. Het hele gebied rondom de voormalige Zuiderzee kwam onder water te staan. Alleen al in Overijssel verdronken 305 mensen en meer dan 16.000 stuks vee. Heino werd ook getroffen, hoewel de schade er meeviel.
De ramp begon op vrijdag 4 februari 1825. Er stond er een zware noordwester storm, die vergezeld ging van een springvloed op de Zuiderzee. Als gevolg van de hoge opstuwing van het water werden er in de dijken langs de Zuiderzee, Zwartewater, IJssel en Vecht liefst 65 gaten geslagen. Van de Zeedijk tussen Kuinre en Zwartsluis bleef haast niets over. Een vreselijke natuurramp in de IJsseldelta was het gevolg. Bijna een tiende deel van het Overijssels grondgebied werd door een woeste watermassa overspoeld. Binnen de lijn lopend van Kuinre, Steenwijk, Meppel, Staphorst, Roete, Heino en Olst naar de IJssel stond alles onder water. Het hele gebied begrensd door de Zuiderzee, de IJssel en de Veluwe was veranderd in een kolkende zee. Wie daar in die tijd woonde, zou het nooit meer vergeten. Of zoals Jan ter Pelkwijk, toenmalig lid van de gedeputeerde staten van Overijssel, het beschrijft in zijn indrukwekkend verslag van de ramp:"De bewoners der overstroomde streken [...] zullen maar al te zeer het schrikwekkende der met vreesselijk geweld aankomende en voortbruisende baren bestendig voor den geest hebben en houden."
Vooral voor Noordwest-Overijssel had deze overstroming dramatische gevolgen. De Zwolsche Courant schreef op 8 februari 1825: "Hartbrekende zijn de berigten die van dezen ramp, in zulk een wijde uitgestrektheid, ieder ogenblik meer en meer het omkomen van menschen en vee bevestigen". Ook Heino bleef niet gespaard. Het water van de overstroomde Mastenbroeker polder zocht een uitweg en kwam via de weteringen tot ver in de gemeente Heino. De grens van de overstroming bij Heino liep van het einde van de Kluinhaarsdijk bij de brug bijna in rechte lijn naar de Moersteeg (bij driesprong Moerweg/Twentseweg) en de allee van de Gunne. Van daaruit liep de grens langs de erven het Grote Koers (bij de huidige winkel van Seine en de voormalige waterzuivering), het Kievitsbosch (een boerderij op het huidige Kiezebosch), de Vogelzang (aan de Brinkweg) en verder langs Veldzicht (voormalige boerderij Snel bij het zwembad) tot aan het erve Zeeman (aan de Centsweg nabij het station).
Hoewel bijvoorbeeld het water rondom Den Alerdinck ruim 1 m hoog
stond, bleef de
schade voor Heino in vergelijking met andere Sallandse dorpen en
steden beperkt. Ter Pelkwijk schrijft hierover :"Er zijn slechts in
de eene herberg aan het Langeslag 1 koe en 1 pink en in de andere 4
pinken en 1 varken verdronken, terwijl de eigenaar der laatste ook
nog aanmerkelijke schade aan de gebouwen heeft geleden".
Hoe kon het gebeuren dat het Zuiderzeewater zo ver het vasteland kon binnendringen? Dat had in de eerste plaats te maken met het ontbreken van kennis over het beheer van dijken. Ook bleven vaak noodzakelijke maatregelen achterwege. Na de overstroming van 1784 van de IJssel bij Deventer waren er bij de Stouwdijk en de Konijnenbelten (een rij rivierduinen tussen Salland en Mastenbroek) twee vrij grote gaten ontstaan. Die werden echter niet gedicht. Dit gebeurde met opzet, om het water, dat langs de Snippelingsoverlaat Salland binnen zou stromen, beter te kunnen afvoeren. Nu echter ging het water precies de tegenovergestelde richting op.
Na de ramp werd in heel Nederland de waterbeheersing professioneler aangepakt, mede door nieuwe inzichten over dijkbeheer. De eeuwenoude polder- en dijkbesturen van Overijssel werden in 1836 opgeheven om plaats te maken voor negen nieuwe dijkdistricten. Heino werd bij het Zevende dijkdistrict ingedeeld, net als de rest van Salland. In deze tijd kregen de provincies zeggenschap over de waterschappen, die eeuwenlang min of meer autonoom werden bestuurd door particuliere belangenverenigingen. En dat niet altijd even deskundig. Deze nieuwe publieke functie van de waterschappen verbeterde in snel tempo de kwaliteit van het waterbeheer.
Ook in Heino werden na de ramp de nodige maatregelen getroffen. Bernard J. Van Sonsbeeck, eigenaar van Den Alerdinck, wilde nooit meer meemaken dat zijn landgoed een meter onder water kwam te staan. Hij legde daarom in 1830 rondom zijn landerijen een dijk aan, die in het oosten aansloot bij de hoge gronden. Deze zogenoemde Zeedijk heeft vooral in 1883 en 1895 goede diensten bewezen: het water steeg die jaren tot een hoogte die maar weinig lager was dan de hoogste stand in 1825. De Zeedijk is nog steeds goed zichtbaar aan de rand van het landgoed. Rond 1830 werd ook de rijksweg Zwolle-Heino aangelegd. Vanaf de Gunne tot aan de Ganzepan fungeerde deze weg als dijk. Daarbij bleef het niet. Zo werd vanaf de Ganzepan langs het Overijssels kanaal, toen nog Steenwetering, de Hogeweg opgehoogd.
Deze en andere maatregelen, zoals het bouwen van een gemaal aan de Langeslag in 1965, zorgden ervoor dat de Heinose bevolking erop kan vertrouwen dat men de voeten droog houdt, ook in tijden van storm en regen.