Op 1 januari 1881 vond de opening plaats van de spoorlijn Zwolle-Almelo. Grootste obstakel bij de aanleg hiervan was de Nijverdalseberg. Deze werd door tientallen arbeiders afgegraven, ondersteund door een met stoom aangedreven graafmachine die de naam IJzeren Man droeg. Het zand werd gebruikt om de tracés tussen de Nijverdalseberg en Raalte en tussen Nijverdal en Wierden te kunnen ophogen. Niemand kon vermoeden dat 20 jaar later in het Nijverdalse Ravijn een heuse goudkoorts zou uitbreken.
Goudmijn
De heren Emanuel Hompes uit Den Haag en Samuel Frank uit
Watergraafsmeer dienden in oktober 1901 een verzoek in bij
Gedeputeerde Staten van Overijssel om goud te mogen delven bij het
Ravijn van Nijverdal. De concessie voor ruim 2046 ha werd verleend.
Op 12 januari 1902 lieten Burgemeester en Wethouders het besluit
wereldkundig maken voor het gemeentehuis en de kerk van Hellendoorn
en de kerk van Haarle. Hompes en Frank hadden ervaring met het
delven van goud. Zo hadden zij in Zuid-Afrika een behoorlijk
kapitaal opgebouwd met de exploitatie van een goudmijn. Uit
vooronderzoek was gebleken dat een proefmonster uit het Ravijn per
500 gram erts 25 milligram goud en 125 milligram zilver bevatte.
Dit betekende dat er per 1000 kilogram erts voor f. 40,- goud
gewonnen kon worden,
f. 8,- meer dan bij gewone goudmijnen. Op basis hiervan kregen
Hompes en Frank steun van verschillende geldschieters.
Afgraven van grond
De exploitanten kochten een stuk grond van landbouwer Rutgers (Kupers Teunis) uit Hellendoorn. Ze vestigden zich tijdelijk in café De Budde, waar ook een opzichter uit Hilversum logies kreeg. Deze begon met 25 arbeiders aan de werkzaamheden. Zij legden loopgraven aan van ongeveer 12 m diepte. Uit verschillende grondlagen werden grondmonsters genomen en naar laboratoria gestuurd. Aanvankelijk leek het een succesvol verhaal.
Teleurstelling
Na verloop van tijd gelastte de landelijke overheid een
onderzoek door een hoogleraar uit Delft, met als doel het
waarheidsgehalte van het verhaal en het goudgehalte van de grond
vast te stellen. Het duurde echter even voordat het
definitieve onderzoeksrapport verscheen. In de tussentijd daalde de
koorts langzamerhand. "Gek, we zijn een half jaar bezig, het lijkt
wel of we in die tijd het meeste goud er uit hebben", sprak Hompes.
Het Delftse onderzoek wees hele andere cijfers aan dan de
voorstudie: "De monsters […] bevatten goud, maar het resultaat
heeft het tevens meer dan waarschijnlijk gemaakt, dat deze
hoeveelheid uit een commercieel oogpunt geen waarde heeft."
De loopgraven en sleuven werden gedicht, de arbeiders werden
ontslagen en de heren Hompes en Frank vertrokken weer. Alleen een
fietspad door het Ravijn, het Goudzoekerspad, herinnert nog aan
deze roemruchte maanden Nijverdalse geschiedenis.