Binnen de Nedersaksische streektaal neemt het Rijssens een eigen
plaats in. Je hoeft maar weinig kilometers af te leggen om te horen
dat het dialect verandert: de Riessense koarke is in het
Enters kaarke, in 't Deldens keark, in 't
Nijverdals karke, in 't Vriezenveens kaaike. Een
allochtoon valt hoorbaar door de mand als hij of zij de achternaam
Droaier of Kroaje uitspreekt.
Veel schrijvers hebben zich van het Rijssens dialect bediend.
Bovenmeester W.J.C. van Wijngaarden (1818-1882) schreef diverse
verhalen in tijdschriften en weekbladen. Pas in 1955 werden zijn
verhalen en gedichten gebundeld onder de titel Met n oaln
Màester biej n Heard. Het Rijssens dialect heeft vooral
bekendheid gekregen door het werk van K.D. Schönfeld-Wichers: In
zijn woordenboeken Nederlands-Twents (1979) en
Twents-Nederlands (1983) heeft hij een prachtig monument van het
Rijssens dialect nagelaten.
Klinkergebruik
Het Rijssens onderscheidt zich het duidelijkst van andere dialecten in het gebruik van klinkers. In de zogenaamde klinkerdriehoek nemen diverse klinkers toch een iets andere plaats in dan de klinkers van omliggende plaatsen. In Enter is iemand zeek, in Rijssen is iemand zik, waarbij de "i" langgerekt uitgesproken moet worden. Dat geldt ook voor een woord als neet, ook dat gaat in de richting van de "ie", ook een langgerekte "i" Dat geldt ook voor de "oo" in bijvoorbeeld moos (boerenkool), in het Enters meer neigend naar de "Hollandse "oo" in Rijssen meer richting "oe"; een wat langer gerekte "o" zoals hoorbaar is in "motte" (vergelijk met "rotte", of zoals bij "vot" (viej goat vot, we gaan weg) en in "het is al te zot, dat verbod. Ook in de "eu" is sprake van klankverschuiving ten opzichte van het Nederlands. Neem het werkwoord "beunen" (stoeien) "Jongs, hooldt toch op te beunen" hier is een langgerekte "u" hoorbaar. Net als in "zeune", (zonde), (heel wat anders dan de klank in "zönne = zoon") en "heune" (honden). Het Enters laat toch een wat "lagere" en langgerektere "eu" horen.
Aanspreekvormen
In Enter krijgt het voltooid deelwoord vaak een extra ("stomme") "ë": "hee hef zinne batse eveun" is in Enter "eveune", net als "edoan" en "edoane". "Knij" (knie) en "drije" (drie) "wij hef dat ezegd" (wie heeft dat gezegd) vindt men typisch Enters. In het vroegere Rijssen gebruikte men ook vaak die "ij": bv. Nij = nieuw, "zeien" is zien, "nije"= nimmer. Bepaalde klanken die in Enter nog hoorbaar zijn, zijn in het Rijssens verdwenen. In het boek Met n oalen Màester biej n Heard wordt de schoolmeester aangesproken met "meister". Dat is duidelijk "measter" geworden, terwijl men in Ypelo nog een "Meistershoes" heeft en in Enter hier en daar nog "meister"gehoord wordt. In Rijssen sprak men vroeger een oudere vrouw of een ander iemand die men eerbied wilde tonen aan met "doe" "doe hest…", "hest-oe. …" Dat lijkt inmiddels uitgestorven en is in de omgeving nog hier en daar te horen. Enkele voorbeelden uit met 'n oaln Màester…) : "as toe 't wil winn dan meust et op ne aandre wage pakn; as too miej wist dwingn must eers aandre leedjes zingn; astouwbleef (a.u.b.); doe biste toch 'n ezelskop!"
Spreekwoorden
De Rijssenaren gebruiken gelukkig graag beeldende taal. In de al genoemde woordenboeken staan (jammer genoeg over alle lemma's verspreid) heel veel spreekwoorden. Als je ze allemaal onder ogen kreeg "dan ha'j de keaje good goar". Alleen al in het eerste woordenboek van Schönfeld-Wichers uit de jaren vijftig zijn pakweg 550 spreekwoorden en gezegden te vinden! Zo wordt van een sullig iemand gezegd: "Dèn kö'j wal een eai in het gat kokke", en van een mager uitgevallen persoon: "doar geet ne bokse met 'n buis allenig", en (waarschijnlijk is deze uitdrukking uniek-Rijssens) als iemand toegeeft dat hij de plank missgeslagen had: "koak zeggen".