Pieter Gerritsz van Ruytenburch; ambachtsheer en vader van Wilhem
We beginnen het verhaal met Wilhems vader, de eerste ambachtsheer uit het geslacht Ruytenburch, Pieter Gerritsz. Ruytenburch. Zijn achternaam is ontleend aan zijn geboortehuis ‘Ruytenburch’, Warmoesstraat 198 in Amsterdam en als hij zich in 1606 vestigt aan de Oudezijds Achterburgwal 47 hangt hij daar weer een bord uit met ‘In Ruytenburch’.
Net als zijn voorouders zit Pieter in de kruiden- en specerijenhandel. Hij participeert met zijn firma ’Pieter Gerritsz. Ruytenburch en Compagnie’ in de in 1602 opgerichte VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) waardoor hij tot de nieuwe geldadel is gaan behoren.
Deze welstand brengt hem naar Vlaardingen. In 1611 koopt hij voor 26.000 gulden van Karel van Arenberg de ambachtsheerlijkheid van Vlaardingen en Vlaardinger-Ambacht.
Hij mag de voorname titel ‘ambachtsheer’ gaan voeren en noemt zich vanaf dat moment Pieter Gerritsz VAN Ruytenburch.
Hij is in dat jaar al dertig jaar getrouwd met Aeltje Pietersdr, die via haar moeder uit het oude, rijke Amsterdamse geslacht Bicker voortkomt. Ze hebben vijf kinderen waarvan de jongste en enige zoon, Wilhem, dan tien jaar is.
Op een buitendijks gebied genaamd ‘De Buytenweide’, ten oosten van het Spuijwater (nu Buizengat) en recht tegenover de sluizen, laat hij een bescheiden landhuis bouwen. Hij noemt het ‘Buytenplaats Het Hof’. Eromheen komen mooie tuinen en een aantal opstallen (zie ‘Het Hof’).
Wilhem van Ruytenburch erft de Heerlijkheid
In 1627 overlijdt Pieter, waardoor Wilhem als enige mannelijk telg de ambachtsheerlijkheid erft. Wilhem is dan zevenentwintig jaar oud en één jaar getrouwd met Alida Jonckheyn. Amsterdam blijft zijn officiële woonplaats. Op gezette tijden meert de trekschuit met aan boord het gezin Van Ruytenburch aan bij de lommerrijke, door hem vernieuwde buitenplaats tegenover de sluizen (nu Hoflaan).
Hoewel Wilhem niet permanent in Vlaardingen woont, heeft hij als ambachtsheer wel een flinke vinger in de stedelijke pap. Zo mag hij onder andere de schout, de secretaris, drie van de zeven schepenen en een van de twee burgemeesters benoemen en beslist hij mee bij het benoemen van de twintig vroedschapsleden (een soort gemeenteraad).
Inkomsten verkrijgt de ambachtsheer doordat molens alleen na zijn toestemming en na het betalen van een bepaald bedrag mogen draaien. Ook erfpachtsgeld van de haven en heffingen op onroerend goed komen bij hem binnen.
Man van aanzien…
Daarnaast vervult hij in Amsterdam ook nog diverse functies. Zo is hij lid van de vroedschap, schepen, luitenant en – later – kapitein der Burgerij/Schutterij. Als luitenant staat hij afgebeeld op het in 1642 gemaakte schilderij van Rembrandt van Rijn, ‘De Nachtwacht’ (zie ‘Wilhem en ‘De Nachtwacht’)
Ook al is hij klein van gestalte, door zijn kordate uitstraling en lichtgele kostuum trekt hij alle ogen naar zich toe.
Dit alles bij elkaar geeft hem meer aanzien, en dat is precies waar zijn focus op ligt. Er is alleen één ding dat hem dwars blijft zitten; hij is niet van adel. Hij gaat zelfs zover dat hij zich voordoet als nakomeling van een uitgestorven, Brabants, adellijk geslacht dat een eigen familiewapen voert. Deze nonsens moet ene Heyltje Joosten, een zestigjarige Brabantse weduwe, onder ede voor een notaris bevestigen. Daar zal Wilhem heel wat centjes voor hebben moeten neertellen…
Als Wilhem sterft
Hij en Alida krijgen minimaal elf kinderen waarvan vier zoons en twee dochters volwassen worden. Na Wilhems dood volgt eerst de oudste, ongehuwde zoon Pieter hem op en na diens dood in 1669 zijn broer Jan, de meest kleurrijke van de twee. Jan trouwt na een aantal losbandige jaren in Parijs met zijn schatrijke, Zeeuwse achternichtje Catharina van der Nisse. Ze krijgen samen één dochter, Alida.
In 1717 krijgt het echtpaar hoog bezoek. Van 24 tot 27 januari van dat jaar logeren de Engelse koning George I en zijn gevolg – op doorreis van Hannover naar Engeland – in Het Hof in Vlaardingen.
Als Jan in 1719 sterft, zal zijn dochter Alida de laatste ambachtsvrouw van Vlaardingen en Vlaardinger-Ambacht uit het geslacht Van Ruytenburch worden. Zij was sinds 1688 getrouwd met Pieter van Leyden.
De ambachtsheerlijkheid blijft nog tot 1830 voortbestaan. In dat jaar verkoopt de laatste ambachtsheer, de kleinzoon van hun kleinzoon Diderik van Leyden, het gebied met de rechten voor 100.000 gulden aan de gemeente Vlaardingen.
Het buitenhuis en de bijgebouwen, het laatste pas in 1902, worden dan gesloopt en de tuinen getransformeerd tot stadspark.
Op de plek van het voormalige ambachtsherenhuis staat nu het kunstobject ‘De buitenplaats van Ruytenburch’ (zie ‘Archeologische opgraving Hoflaan’).