Een Franse inundatie
De Oude Hollandse Waterlinie bij Hekendorp was smal, maar ook ten oosten van de waterlinie stonden in januari 1673 polders onder water. Dat kwam doordat er al maandenlang water uit de Lek de polders in stroomde. Dit was het gevolg van een Franse doorsteek van de dijk bij Vreeswijk (Nieuwegein), waardoor er in de omgeving van IJsselstein, Utrecht, Woerden en Oudewater veel water in de polders stond. Halverwege de maand brak de Wierickedijk tussen Hekendorp en de Oude Rijn door, waardoor water uit de Oude Hollandse Waterlinie en de Franse inundatie westwaarts richting de Gouwe stroomde, door het gebied van de huidige Reeuwijkse Plassen. De overstromingen dreigden zich te verspreiden richting Delft en Rotterdam.
Gouwekades
Volgens Rijnland was herstel van de Wierickedijk onmogelijk; het gat was te breed en diep, en herstel te duur. Er werd daarom onderzocht of de kade van de Gouwe kon worden versterkt. Landmeter Johan van Swieten reisde naar Waddinxveen en zag dat de kade daar al op veel plaatsen was opgehoogd. Toch lag deze meestal minder dan 10 centimeter boven het peil in de Gouwe. Aan de oostelijke oever stroomde het water over de kade, en waren op meerdere plekken gaten ontstaan.
Na veel vergaderingen tussen de waterschappen van Rijnland, Schieland en Delfland – soms in bijzijn van prins Willem III van Oranje en vertegenwoordigers van diverse steden – werden uiteindelijk niet alleen de kades aan de Gouwe hersteld maar ook de Wierickerdijk. Dat laatste was vooral te danken aan de dijkgraaf van Schieland Daniël van Hogendorp, wiens inspanning voor deze “Prinsekade” op 27 maart 1673 leidde tot het sluiten van het laatste gat. Het gebied ten oosten van de Gouwe kon daardoor weer droog worden gemaald.