Twee deftige dames
Op een herfstdag in 1853 wandelden 2 deftige dames over De Boompjes. Ineens zagen zij hoe een paar straatjongens vochten om groente en fruit dat van een groentekar was gevallen. De jongens vloekten erop los. De dames vroegen of ze wel wisten hoe slecht dat vloeken was? ‘Wel neen’, zei een van hen, ‘dat zeit mijn vader altijd, als hij dronken is, en opspeelt.’ Toen begrepen de dames in welke ellende deze kinderen opgroeiden en daar wilden ze iets aan doen.
Met Rotterdamse daadkracht
De wandelaarsters, Pietronella Kruijff en Catharina Suermond, richtten samen met hun mannen en 3 andere echtparen een school op voor haveloze kinderen. Dit idee van een ‘lompenschool’ was over komen waaien uit Engeland. De vrouwen zaten ook in het schoolbestuur, wat in die tijd ongebruikelijk was. Het bestuur wist van aanpakken. Nog datzelfde jaar, in 1853, werd de school aan de Schiedamsedijk geopend, in een volksbuurt. Later verhuisde de school naar de Oppert. Dat was juist een erg chique wijk met artsen, predikanten en een advocaat. Maar niemand protesteerde.
Een school voor alle geloven
De Haveloze School was christelijk maar alle kinderen waren welkom. Leerlingen uit hervormde, rooms-katholieke en joodse gezinnen kwamen vrijwillig naar school. Tijdens de opening op 7 december 1854 zongen alle 130 straatkinderen een lied dat begon met ‘God wat zijt gij goed en groot’. Naast onderwijs hadden de kinderen ook andere zorg nodig. Daarom had de school een wasruimte. Daar deden vrijwilligers iedere week de kinderen in bad. Gegoede jongedames naaiden gratis kleren en deelden die uit aan de kinderen, vaak samen met een broodje en een toespraak met een wijze les. Wie op blote voeten liep, kreeg klompen.
Een schooldag
De school was open tussen 9.00 en 11.00 uur. De kinderen kregen leerboekjes en leien (een stenen mini-schoolbordje) waar ze op schreven met een griffel, een soort krijtje. Ook zongen ze versjes en iedere dag mochten ze een kwartier buitenspelen.
’s Middags leerden vrijwilligers de meisjes breien en naaien. De jongens konden kiezen tussen een opleiding voor kleermaker of voor schoenmaker. Bij het50-jarig bestaan in 1903 telde de school 350 leerlingen en was er een wachtlijst. Na de Tweede Wereldoorlog begon het leerlingenaantal te dalen en in 1963 sloot de school haar deuren.
Boeken over Rotterdamse schoffies
Dankzij enkele klassieke jeugdboeken maakte Rotterdam naam als stad van de schoffies. In 1902 verscheen Boefje van Marie Joseph Brusse. Het boek is in 1939 verfilmd. Op de Warande staat een standbeeld van de straatjongen Boefje. Hij steekt zijn hand uit om te bedelen. Iets later, vanaf 1914, schreef Chris van Abcoude een serie boeken over Pietje Bell en Kruimeltje. Deze boeken zijn ook verfilmd en van Pietje Bell is bovendien een musical gemaakt.