De voorbereidingen
Al in 1810 had Napoleon zijn bezoek aan Rotterdam aangekondigd. Dat bericht bezorgde heel wat Rotterdammers slapeloze nachten: de organisatie en veiligheid betekenden een hoop werk en de ontvangst kostte handenvol geld. Zo huurde de gemeente het Schielandshuis, dat met meubelen, tapijten en gordijnen werd omgetoverd tot hotel. Voor 106 jongemannen werden rijkversierde uniformen gemaakt. Zij moesten straks de verplichte erewacht vormen. Maar pas op 19 september 1811 kwam de bevestiging. In allerijl werd de stad schoongemaakt en opgetuigd. Iedereen wilde indruk maken. Een rijke familie leende haar chique Engelse servies uit voor het diner. Een ander leverde een monumentale schoorsteenpendule. Overal in de stad stonden kaarsen en olielampen achter de ramen. Rotterdam was er klaar voor.
Weg met oranje!
Maar er was ook protest. Veel Nederlanders beschouwden Napoleon als een vreemde overheerser en dictator. Daarom golden er strenge veiligheidseisen. Tegenstanders van het Franse regime werden zelfs tijdelijk opgesloten. Verder was vuurwerk verboden, moesten alle bloempotten weg uit hoge vensterbanken en mocht er langs de route geen sterke drank worden verkocht. Oranje was verboden, want dat was de kleur van de stadhouder, prins Willem V van Oranje, die naar Engeland was gevlucht. Toen Rotterdamse aanhangers van de prins toch versieringen hadden gemaakt met oranje linten, moesten ze die van de politie verwijderen. Maar dat lukte niet: het waren er te veel.
Het Schielandshuis
Met klokgelui en kanongebulder werden keizer Napoleon en zijn tweede vrouw, Marie-Louise, verwelkomd. Van 25 tot 27 oktober 1811 logeerden zij met hun gevolg in het Schielandshuis. De gastheren deden erg hun best om Napoleon een groots ontvangst te bieden. Ondanks het slechte weer maakte het gezelschap een rondvaart en werd ’s Lands Werf bezocht.
Een ooggetuige, de deftige Emilie de Jong, schreef aan haar nicht: ‘De keijzer zoude gaan roeijen niettegenstaande het weder en de sloep, met rood fluweel bekleed en een gouden adelaar voor op, lag op de Leuve-haven … De havens waren sowel als de huisen opgepropt met menschen.’
Op de dag dat Napoleon weer vertrok, werd er voedsel uitgedeeld; 8000 Rotterdammers namen dat aan.
De burgemeester ontvangt
De bejaarde burgemeester (maire, op z’n Frans) Suermondt sloofde zich erg uit om het de keizer naar de zin te maken. In zijn toespraak zei hij: ‘Sire,… gansch Rotterdam is ongeduldig…, om uwen doorluchtigen persoon te aanschouwen, u te bewonderen en te zegenen.’ Vervolgens overhandigde Suermondt hem de sleutels van de stad op een fluwelen kussen. De burgemeester kon niet weten dat hij diezelfde stadssleutels 2 jaar later zou aanbieden aan koning Willem I. Toen was Napoleon alweer verleden tijd.