Een opvallend element in de boerderij uit Varik is dat het een overstek heeft boven de achtergevel, een verschijnsel dat vaker voorkwam in de Tielerwaard en dat als typisch voor de regio gezien wordt. De overstek werd gebruikt om gereedschappen en wagens droog te stallen en om groenten en kruiden te drogen te hangen. Ook was het nuttig vanwege het oogstluik dat het bevat, waardoorheen de oogst vanaf de wagens direct op zolder kon worden geplaatst.
De boerderij uit Varik werd waarschijnlijk in 1646 gebouwd, vlak voor het einde van de 80-jarige oorlog. In deze tijd was Varik een heerlijkheid, wat wil zeggen dat het geregeerd werd door een heer met de hulp van een aantal dorpelingen. Het dorp telde in die tijd 47 huizen. Het bestuur hield zich voornamelijk bezig met het onderhoud van de dijk en de wegen en de bescherming tegen oorlog en misdaad.
De boerderij uit Varik die tegenwoordig in het Nederlands Openluchtmuseum staat stond oorspronkelijk aan de Kerkstraat A 52 te Varik en is waarschijnlijk in 1646 gebouwd.
De boerderij lag oorspronkelijk op een kunstmatige verhoging, ongeveer één meter boven het veld, wat handig was in tijden van overstroming. De boerderij heeft dan ook nooit schade opgelopen bij hoog water; zelfs een zeer zware overstroming in 1809, die veel overlast veroorzaakte in Varik, deed de boerderij niet onderlopen.
De boerderij lag oorspronkelijk, net als in het museum, met de baanderdeuren naar de weg toe zodat het makkelijk was vanaf de weg direct de deel in te rijden.
De boerderij uit Varik is een goed voorbeeld van het halletype. Dat is een type boerderij dat in heel midden- en oost Nederland voorkomt en zich in de Middeleeuwen heeft ontwikkeld in diverse regiogebonden varianten.
De voornaamste kenmerken van het halletype in zijn basisvorm zijn de compact plattegrond, de dragende houtconstructie, de driebeukige indeling met hoge middenbeuk en laag aflopende zijbeuken, en de combinatie van woon- en bedrijfsruimten onder hetzelfde grote, laag aflopende dak.
In het midden van het bedrijfsgedeelte was de dors- en werkvloer, aan weerszijden van de deel stond het vee. Op de zolder boven de deel werd de oogst opgeslagen. Het woonhuis bestond uit een grote middenkamer, waarin werd gewoond en gekookt, en twee zijkamertjes: werkruimten, slaapruimten of opslagruimten.
De boerderij uit Varik is niet alleen een voorbeeld van dit halletype maar ook een voorbeeld van het zogenaamde krukhuis. Dit type boerderij is een categorie binnen de boerderijen van het halletype dat zich sinds de zeventiende eeuw heeft ontwikkeld in het rivierengebied. Eén of beide van de zijbeuken van het woongedeelte is hierbij uitgebouwd en in deze uitbouw(en) bevindt zich vaak ofwel een representatieve ruimte of ‘mooie kamer’, ofwel een kelder met opkamer.
Hieronder is een plattegrond van de boerderij te zien. Dit is de situatie van vóór de afbraak, anders dan die nu in het museum, maar het is wel duidelijk dat de boerderij een voorbeeld is van het halletype: de ‘mooie kamer’, hier slaapkamer genoemd, is de uitbouw naar rechts. De andere uitbouw is later pas gekomen en heet op de plattegrond ‘keuken’.
De sporen van een dergelijke uitbouw van zijbeuken zijn dikwijls terug te vinden in het metselwerk van de boerderijen, en dit is ook het geval bij de boerderij uit Varik: hoewel het huis direct in 1646 is opgetrokken als krukhuis is gebleken dat de linker zijbeuk later is uitgebouwd en voorzien is van een schoorsteen.