De boerderij werd waarschijnlijk in 1646 gebouwd door Hendrik de Joode. Hij was daarmee de eerste eigenaar en ook de eerste bewoner, en vervulde een belangrijke rol in het dorpsleven van Varik: in de jaren voor zijn dood, in 1666, was hij één van de dorpsvertegenwoordigers.
Toen hij overleed werd zowel zijn boerderij als zijn maatschappelijke positie overgenomen door zijn zoon Jan de Joode. Deze laatste was getrouwd met Roelofken Gerrits van Empel en vervulde in zijn leven vele belangrijke posities in het dorp. Dat valt op te maken uit het feit dat hij gerichtsnabuur en kerk- en armmeester is geweest, en uit het feit dat hij voorkomt op een lijst van ‘regenten, schepenen en andere luijden van vermogen’. Als hij rond 1684 sterft blijft zijn weduwe achter met de kinderen, en het is aannemelijk dat zij in de boerderij bleef wonen. Ze heeft haar man lang overleefd, in ieder geval tot 1711.
In het jaar 1708 wordt het bedrijf bezit van hun oudste zoon, Hendrik de Joode (jr.). Zijn huwelijk blijft kinderloos, en het huis komt terecht in de handen van zijn neef Jan van Osch.
Zij verkopen het in 1755 voor negenhonderd gulden aan Cornelis Bongaards. Hij ging het huis zelf bewonen en werd in 1776 burgemeester van Varik.
Bongaards overleed in 1811, en de nieuwe eigenaar van het pand werd Machiel van Londen. Hij woonde er met zijn vrouw Maria Verwey en net als Bongaards voor hem was hij geen erg actieve boer; aanvankelijk bewerkt hij zijn land wel (in 1813 is zijn beroep ‘aardappelplanter’), maar in latere jaren is hij landeigenaar (1824) en slager (1837). Dat hij geen groot boerenbedrijf had blijkt wel uit de grootte van zijn veestapel. In 1823 bestond die uit één koe, één kalf en één varken. In deze tijd werd het huis door twee gezinnen bewoond: dat van van Londen en dat van meneer van Duinen met vrouw en twee kinderen.
Machiel van London verkocht zijn huis in 1824 / 1825 aan Roelof van Waarden. Zijn familie deelde het met andere families: de families van Emanuel Koning en Adrianus Bronmans. In 1837 woonde Adrianus Vermasen in de boerderij, een broodbakker. Hij vertrok in 1844 en de nieuwe bewoner was zijn Roelof’s schoonzoon, Jan Hendrik Verhagen. Hij en zijn vrouw Wijntje van Waarden kregen verscheidene kinderen en Jan Hendrik woonde aanvankelijk (1855) in het huis als landbouwer en later (1858) als herbergier36.
Toen in 1858 de eigenaar van het huis, Roelof van Waarden, stierf, kreeg het huis een nieuwe eigenaar: zijn jongste zoon Johannes van Waarden. Hij was bakker en landbouwer en woonde tot 1869 niet in het huis aan de Kerkstraat (vanaf ca. 1860 tot ca. 1867 woonde in de boerderij de familie Van Son-Van Maren met 5 kinderen, en in de jaren ca. 1867 tot 1869 werd het huis aangeduid als onbewoond). Johannes heeft 13 jaar in het huis gewoond en overleed in 1882.
Zijn oudste zoon, geboren in 1870, met zijn weduwe en andere kinderen, woonden in het pand totdat de oudste oud genoeg was om het over te nemen: Roelof van Waarden erfde het pand. Hij trouwde met Geurtje Johanna Augustinus en de familie leefde van de paardenfokkerij en andere veeteelt.
In 1905 werd zijn oudste zoon Johannes van Waarden geboren, die net als zijn vader in de veeteelt zat: hij had paarden, koeien, varkens, schapen en een aantal kippen. Tevens is hij wethouder geweest en heeft hij in het bestuur van de kerk gezeten. In 1938 was Geurtje Johanna van Waarden-Augustinus weduwe en verhuisde zij met haar vier dochters naar het buurhuis. Johannes werd toen als oudste zoon eigenaar van het pand en verkocht het in 1963 als laatste bewoner en eigenaar aan het Nederlands Openluchtmuseum.
---
Dit nog in bovenstaande verwerken:
De familie van De Joode heeft tot 1755 in de boerderij gewoond. Behalve boeren waren zij ook bestuurders. Daarna werd Cornelis Bongaards eigenaar-bewoner. Daarvoor was hij tuinman en livreibediende bij de Heer van Varik. Deze had zijn protegé in 1796 aangesteld als buurmeester (soort burgemeester). Een slimme politieke zet in een tijd van machtsstrijd tussen adel en dorpsnotabelen onder invloed van de nieuwe Franse democratische ideeën. In 1825 koopt ene Roelof van Waarden de boerderij maar gaat er zelf niet wonen. De huurders waren o.a. veldwachter, wever, broodbakker (tevens boer) en herbergier (tevens boer). In 1844 werd de boerderij gekocht door Johannes van Waarden, de zoon van de vorige eigenaar die pas in 1869 zelf op de boerderij ging wonen. Tot de verkoop aan het Openluchtmuseum in 1963, bewoonden de nazaten van de familie Van Waarden de boerderij. Vanaf 1869 waren ze eigenaar en boer.