Werken: indeling werkdag

De werkdag voor landbouwers was verdeeld in 4 “schoften”: 1) De morgenschoft, van vroeg in de morgen (voor 5 uur opstaan) tot ongeveer 8 uur. Hierna volgde een tweede ontbijt, dat de arbeiders samen met de familie van de boer nuttigden. Dit bestond uit brood met thee of koffie. 2) De schoft van negen tot iets voor twaalf, die rond half 11 uur onderbroken wordt voor twee kopjes koffie. Na het tweede kopje ging men direct weer aan het werk. 3) De middagschoft, na de lunch om twaalf uur, wanneer men naar huis ging om te lunchen. Na de hoofdmaaltijd werd er even gerust, en daarna werd van één tot vier gewerkt, met een theepauze rond drieën. 4) Van vier uur tot zeven uur. Om half vijf werd het avondbrood gegeten, en om negen uur ’s avonds kregen de arbeiders thuis nog eens goed te eten. Vanaf ongeveer 1900 is het de gewoonte geworden om rond 7 uur ’s avonds een kopje koffie te drinken. Daarvoor deed men dat alleen als er bezoek was.