De tweede helft van de negentiende eeuw stond in Nederland in het teken van industrialisatie en verstedelijking. Mensen verlieten het platteland om in de steden op zoek te gaan naar werk in de fabrieken. Zij kwamen grotendeels terecht in overbevolkte en armoedige arbeiderswijken. Slechte huisvesting, lange werkdagen en een gebrekkige gezondheidszorg eisten hun tol. Criminaliteit, drankmisbruik en prostitutie waren aan de orde van de dag. Kinderen die in zo’n omgeving opgroeiden, gingen geen gelukkige toekomst tegemoet.
‘Inwendige zending’
Op verschillende plaatsen in het land ontstonden initiatieven om het leven van ‘onverzorgde kinderen’ te verbeteren. Deze initiatieven hadden doorgaans een christelijke grondslag. Het ging om ‘inwendige zending’. Die was niet, zoals de ‘uitwendige zending’, gericht op de verspreiding van het christelijke geloof in verre werelddelen, maar op het ondersteunen van aan lagerwal geraakte landgenoten.
In Amsterdam zag evangelist Cornelis Geel schrijnende gevallen van kinderverwaarlozing in de zogenaamde ‘Duivelshoek’ (een armoedig deel van de grachtengordel). Hij kwam in contact met zijn collega J.H. Smit in Nieuwveen, die zijn woning openstelde als ‘Huis voor Barmhartigheid’. Op 12 oktober 1882 kwamen de eerste drie kinderen hier aan. In 1883 werd de Martha-Stichting opgericht, en bij Koninklijk Besluit in 1883 als rechtspersoon erkend. Geel werd de eerste president, en Smit de eerste directeur.
Snelle groei
Door ruimtegebrek moest de Martha-Stichting al snel uitwijken naar een nieuwe locatie. In 1884 kocht de stichting een pand aan de huidige Julianastraat in Alphen aan den Rijn, ook wel het Moederhuis genoemd. Twee jaar later werd daartegenover een nieuw pand gebouwd: het Groote Huis. Daarnaast kreeg de stichting haar eigen ziekenhuis en een schoolgebouw, waar de kinderen zorg kregen en een opleiding tot handwerker of dienstmeid. Voor opname kwamen zowel jongens als meisjes onder de vijftien jaar in aanmerking, ongeacht hun religieuze afkomst. Zij mochten echter geen lichamelijke of geestelijke aandoeningen hebben. Dat niet ieder kind zich hier thuis voelde, blijkt wel uit de aantallen weglopers. De Rijnbode maakte er geregeld melding van.
In 1895 kocht de stichting buitenplaats Rijnstroom. De oudere jongens bleven in het Groote Huis in Alphen, de meisjes en de kleine kinderen verhuisden naar Aarlanderveen-Lage Zijde. In 1907 overleed directeur Geel. Hij werd opgevolgd door ds. A.W. Voors. Onder zijn leiderschap in de periode 1907-1935 kwam de instelling tot enorme bloei. Dat blijkt uit de vele bouwactiviteiten. In deze periode kwamen het Centraalgebouw (1910), het Juliana Kinderhuis (1911) en de Wilhelminaschool (1913) tot stand. In 1930 werd het Emma Meisjeshuis grondig gerenoveerd. Al in 1909 had de stichting de status van ‘inrichtingsgemeente’, wat betekende dat zij onder andere een eigen predikant mocht hebben, zelf kinderen mocht dopen en huwelijken mocht voltrekken. Het aantal verzorgde kinderen in de Martha-Stichting groeide in deze periode eveneens gestaag. Directeur Voors nam in 1935 afscheid en werd opgevolgd door predikant-directeur ds. J.Th. Meijer.
Modernisering
In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog ging de opvang, met beperkte financiële middelen, gewoon door. In 1942 werden alle gebouwen van de Martha-Stichting echter door de Duitse bezetter gevorderd. De kinderen werden verspreid over het land. In maart 1946 kreeg de stichting weer toegang tot haar tijdens de oorlog beschadigde gebouwen.
Vanaf dat moment onderging de opvang binnen de Martha-Stichting een ware transformatie. Kleinere groepshuizen of ‘paviljoens’, met eenpersoonskamers voor de kinderen, vervingen de grootschalige gebouwen met hun enorme slaapzalen. Ontwikkelingen in de pedagogische wetenschappen leidden ertoe dat de jeugdzorg professionaliseerde. Zo kwam er meer aandacht voor de individuele achtergronden van de kinderen. Naast onderwijs was er bovendien steeds meer ruimte voor ontplooiing en ontspanning, zoals muziek, sport of padvinderij.
Landelijk beleid en economische redenen luidden uiteindelijk het einde van de Martha-Stichting in. De overheid bracht het aantal op te vangen voogdijkinderen terug, waardoor personeel gedwongen moest vertrekken. De Martha-Stichting fuseerde in 1982 met de Stichting Observatiecentrum Marnixhove. De nieuwe organisatie ging zich toeleggen op de opvang van kinderen met ontwikkelingsproblemen. Twee jaar later kocht de gemeente een groot deel van het Park Rijnstroom op. Veel panden kregen een nieuwe bestemming en werden grondig verbouwd. Zo is het theater van Cultuurcentrum Parkvilla ondergebracht in het voormalige schoolgebouw en zijn in verschillende gebouwen appartementen gemaakt.
Gemengde gevoelens
Uit de verhalen van voormalige bewoners komt een gemengd beeld naar voren. Aan de ene kant zijn er kinderen geweest die hun tijd in de Martha-Stichting als positief hebben ervaren. Gezien het feit dat veel kinderen uit een moeilijk sociaal milieu kwamen, is dat niet zo vreemd. Toch is er ook een grote groep oud-bewoners die met afkeer terugkijkt op hun verblijf in de Martha-Stichting. Sommige kinderen ervoeren vernedering, harde straffen en een zeer streng regime. Broertjes en zusjes werden van elkaar gescheiden. Leraren stonden erom bekend dat ze fysiek en verbaal geweld toepasten om de orde te handhaven. Kinderen kregen geestdodende klussen, zoals het schillen van aardappelen of het stoppen van sokken. Wel kwam er vanaf de jaren zeventig langzaam verbetering in de behandeling van de kinderen. Vanuit de jeugdbescherming kwam er toen meer aandacht voor hun individuele behoeften.
TEKST: RUTGER NIJHOF
BEZOEKEN
Park Rijnstroom in Alphen aan den Rijn (Cornelis Geellaan 2), met onder andere de voormalige Wilhelminaschool (nu het theater van Cultuurcentrum Parkvilla).
VERDER LEZEN
De Viersprong wijdde vier specials aan de Martha-Stichting: 17 (2000) nr. 64, 18 (2001) nr. 69, 22 (2005) nr. 84 en 23 (2006) nr. 86.
A. Koetsier-van Assendelft, ‘Leven in de Martha Stichting’, De Viersprong 15 (1998) nr. 57, 85-89.
Kees Visschedijk, Het boek der martelaren. Verhalen uit de Martha-Stichting (Alphen aan den Rijn 2017).