Misdaadauteur Jackie Lourens

Streekverhalen en verhalen uit de streek

In 1975 verscheen Zij kunnen het niet laten, de eerste politieroman van Jackie Lourens (1920-2000). Dat boek was het begin van een reeks. Daarin lost hoofdinspecteur Erik Jager met zijn team moordzaken op in ‘het meestal rustige Castellum aan de Rijn’. Een fictieve plaats, maar de Alphense lezer zag onmiddellijk de gelijkenis met Alphen aan den Rijn. Jager werkt bijvoorbeeld vanuit het hoofdbureau van politie aan het Burgemeester Vredepark en rijdt vaak ‘langs het hoge, lange flatgebouw aan de Kennedylaan’. Ook andere fictieauteurs hebben hun verhalen gesitueerd in het gebied van de tegenwoordige gemeente Alphen aan den Rijn.

Castellum aan de Rijn

Adriana (Jackie) Lourens-Koop verhuisde in 1969, op vijftigjarige leeftijd, naar Alphen aan den Rijn. Zij was, naast huisvrouw, vertaalster en columniste. Met een LOI-cursus had zij geleerd korte verhalen te schrijven, maar uiteindelijk trokken langere teksten haar meer. In 1974 kreeg zij een aanmoedigingsprijs voor het manuscript Ze kunnen het niet laten. Uitgeverij Bruna bracht het een jaar later uit als boek in de befaamde serie ‘Zwarte Beertjes’. Het was de start van een lange carrière als schrijfster. Met ijzeren zelfdiscipline bracht Lourens tot 1998 elk jaar een boek uit, vierentwintig in totaal.

Op één uitzondering na was Castellum aan de Rijn het decor van haar romans. Het fictieve plaatsje was duidelijk gebaseerd op Alphen aan den Rijn. Zo stond het Alphense politiebureau inderdaad jarenlang aan het Burgemeester Visserpark. De hefbrug, de Oude Rijn en het Nieuwe Meer (de Zegerplas) komen in haar boeken vaak voor. En genoemde straten als de Julianastraat en de Kennedylaan (‘die het oude Castellum met de nieuwbouw in Noord verbindt’) bestonden echt.

Deze gelijkenis maakte haar boeken extra aantrekkelijk voor lezers met een Alphense achtergrond. Zij genoten zowel van de herkenning als van de plot zelf. In een kranteninterview gaf Lourens toe dat ze Alphen gebruikte om de verder fictieve situaties zo echt mogelijk te laten lijken. ‘Als ik m’n boeken aan het schrijven ben ligt naast me de plattegrond van Alphen’, zei ze in 1977 in de Leidse Courant. Uit een ander interview blijkt overigens dat ze bij het schrijven rekening hield met de Alphense lezer. Ze was haar boeken gaan kuisen, zei ze, want ‘vloeken kan in deze stijve kerkse gemeente eigenlijk niet … ze zouden mij er maar op aankijken’.

 

Succesvol in haar genre

Lourens liet zich voor haar politieromans, ook ‘speurderromans’ genoemd, inspireren door krantenberichten. Haar doel was de lezers even uit de sleur van alledag te halen. Zij schreef tamelijk traditionele whodunits in een eigentijdse stijl. Daarmee paste ze in de golf van misdaadauteurs die toen juist opkwamen, zoals Appie Baantjer (De Cock) en Janwillem van de Wetering (Grijpstra en de Gier). Bovendien waren er op televisie talrijke (buitenlandse) politieseries te zien zoals Derrick, Der Alte en Columbo. In die tijd was Lourens een van de weinige vrouwelijke misdaadschrijvers. Tegenwoordig zijn er meer vrouwelijke auteurs actief in dit genre, zoals Saskia Noort en Suzanne Vermeer. Haar grote voorganger was Willy Corsari.

Uitgeverij Bruna beschouwde Lourens als een succesvolle schrijver met een gemiddelde oplage van 15.000 exemplaren per boek. Eén titel kwam zelfs in de toenmalige Sovjet-Unie uit. Daarvan ging een miljoen exemplaren over de toonbank. Daarnaast werden drie boeken bewerkt tot hoorspelen, die in 1982 op de toenmalige radiozender Hilversum 1 te horen waren. In 1994 ontving Lourens uit handen van burgemeester Martien Paats de ‘Eerste Alphense Kunst- en Cultuurprijs’. Haar laatste boek, Eigen rechter, verscheen in 1998. Als vanouds keek Jager vanuit zijn raam uit op het Burgemeester Vredepark. Lourens stierf in 2000.

Tegenwoordig zijn de boeken van Lourens alleen nog tweedehands verkrijgbaar of in beperkte mate te leen bij bibliotheken.

 

Kwekerijen en dijkhuisjes

Er zijn meer auteurs die hun boeken (deels) hebben gesitueerd binnen de huidige gemeente Alphen aan den Rijn. De hoofdpersoon uit Knielen op een bed violen (2005), de bestseller van Jan Siebelink (1938), volgt bijvoorbeeld onderwijs aan de Tuinbouwschool in Boskoop. Ook Rijshout en rozen (1924) van Herman de Man (1898-1946) speelt gedeeltelijk in Boskoop en zijn boomkwekerijen.

Kinderboekenschrijver Chris van Abkoude (1880-1960), bekend van Pietje Bell en Kruimeltje, kiest in Tim en Tom (1910) Hazerswoude als de plaats waar de jongens uit logeren gaan bij hun oom, die in een korenmolen woont. Van Abkoude contrasteert het dorp met de stad waar de tweeling vandaan komt. ‘Hazerswoude’, schrijft hij, ‘was een mooi, groot dorp [...] te midden van een kring welvarende polderdorpen.’ Het polderlandschap wordt gekenmerkt door ‘leuke huisjes langs den dijk’ en ‘alleraardigste plekjes’.

De hedendaagse kinderboekenschrijfster Selma Noort (1960), die tegenwoordig in Alphen aan den Rijn woont, voelt zich geïnspireerd door Koudekerk aan den Rijn. Verscheidene van haar boeken, waaronder het bekroonde Mag ik je spook even lenen (2003), zijn dan ook daar gesitueerd.

 

Auteurs uit de streek

Daarnaast zijn er enkele schrijvers die wel verbonden zijn met de gemeente Alphen aan den Rijn, maar dat niet in hun boeken laten doorklinken. Ook daar zijn opmerkelijk veel jeugdboekenschrijvers bij. Passchier Stouthamer bijvoorbeeld (1899-1971), een Zeeuw die vanaf 1937 in Alphen werkzaam was als hoofd van de plaatselijke Bethlehemschool. Hij schreef verschillende kinderboeken met een protestantse inslag. De serie over de eekhoorn Loekie was in de jaren vijftig van de vorige eeuw tamelijk populair binnen christelijke (school)kringen. Een ander voorbeeld is de in Alphen aan den Rijn woonachtige Gerard van Gemert (1964-), een van de meest productieve kinderboekenschrijvers van Nederland. Hij schreef binnen twintig jaar meer dan honderd boeken, vaak over sport. Een grote hoeveelheid van zijn voetbalboeken is in vele talen uitgebracht.

De beroemdste schrijver die in het gebied is geboren, is zonder twijfel dichter Jacques Bloem (1887-1966). Hij groeide op in het dorp Oudshoorn, waar zijn vader burgemeester was. Op zijn vijftiende verhuisde het gezin naar Amersfoort. Rond die tijd schreef Bloem zijn eerste vers. Later ging hij naar Overijssel. In zijn gedichten heeft de streek rond Alphen nooit een aanwijsbare plaats gekregen. Wat dat betreft is hij nauwelijks een Alphense auteur te noemen – en Jackie Lourens wel.

 

TEKST: HENRY WILBRINK

 

BEZOEKEN

Het voormalige gemeentehuis in het Burgemeester Visserpark. In de kelder zat jarenlang het Alphense politiebureau.

VERDER LEZEN

Boeken van Jackie Lourens.

Bart Slijper, Van alle dingen los. Het leven van J.C. Bloem (Amsterdam 2007).

H. van der Wereld, ‘De Oudshoornse periode van de dichter J.C. Bloem’, De Viersprong 4 (1987) nr. 11, 22-27.