Sociaal-Democratisch-Arbeiderspartij

Initiatiefnemer van het algemeen kiesrecht

Op 26 augustus 1894 werd de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) opgericht door Sociaal Democratische Bond-leden. Deze leden van de SDB waren het niet eens met hun partijbeleid. De SDAP wilde meedoen aan de verkiezingen en ze wilde ook de positie van de arbeiders verbeteren. De SDAP streed heel lang voor algemeen kiesrecht en voor een staatspensioen.
Naast invoering van een staatspensioen voor ouderen kwam de SDAP ook op voor socialezekerheidswetten tegen ziekte, invaliditeit en werkloosheid en voor verbetering van arbeidsomstandigheden en inkomens van de arbeiders. De SDAP streed ook voor het recht van vrouwen om mee te mogen doen in de tweede kamer. Dit lukte en in 1918 mocht de eerste vrouw de Tweede Kamer in. Suze Groeneweg werd de eerste vrouw die de tweede kamer in mocht en was lid van de SDAP.
De SDAP kreeg niet veel steun van andere partijen, omdat ze tegen wapens waren. Ze vonden dat er in Nederland en in de rest van de wereld geen wapens mochten zijn. Geen wapens, geen oorlog was hun opvatting. Uiteindelijk heeft de partij deze opvatting laten vallen en vanaf dat moment kon de SDAP op veel steun van andere partijen rekenen en stemden veel kiezers voor hen. In 1939 trad de SDAP met twee ministers toe tot de regering.
In de Tweede Wereldoorlog werd de SDAP door de Duitse bezetters verboden. Pas na de Tweede Wereldoorlog op 9 februari 1946 ging zij met de CDU en de VDB op in de PvdA (Partij van de Arbeid).

In mijn canon komt de SDAP zeker voor. Zij kwam op voor de rechten van de arbeiders, zorgde voor het algemeen kiesrecht en hierdoor kwam de eerste vrouw in 1918 in de Tweede Kamer. Het SDAP heeft bijgedragen aan de parlementaire democratie en de Rechtsstaat.