Slavernij

Nederland vervoerde meer dan een half miljoen Afrikanen naar Amerika, waar ze daar tot slaaf gemaakt werden en moesten voor niets katoen, tabak en suiker verbouwen waar de Europese handelaren goud geld aan verdiende. Slaaf zijn bedenkende gedwongen arbeid en geen zeggenschap over waar, met wie en hoe je leefde. De Afrikaanse slaven en hun nakomelingen die in onvrijheid werden geboren, bewerkten plantages voor koffie, suiker, Cacau, katoen en tabak, werken in de zoutvijvers van Curacao of bedienden hun meesters. Niet allemaal legden ze zich neer bij hun lot. Vooral in Suriname onttrokken mensen zich aan de slavernij door weg te lopen. Ze veste zich in het oerwoud en vormden eigen bosnegergemeenschappen. Daarnaast was e voortdurend klein en groot slavenverzet op de plantages en in de stad. De grootste slavenopstand vind in 1795 op Curacao plaats onder leiding van Tula, geïnspireerd door de idealen van de Franse revolutie en het succes van opstandige slaven van Saint Domingue (Haïti) vrijheid eiste. Aan het einde van de 18e eeuw nam de verontwaardiging over de slaven handel toe, ook in Nederland, al overheersten in de discussies vaak over de belangen van de slavenhouders. Onder druk van de Engelse werd de slaven handel in 1814 verboden. Pas op 1 juli 1863 volgde in Nederland de afschaffing van de slavenarbeid en de slavernij, als een van de laatste landen in Europa.