Industriële Revolutie

Kinderarbeid

De Industriële Revolutie begon in rond 1750 in Groot-Brittannië. Vroeger werd alle textiel gemaakt met de hand, maar na de uitvinding van de stoommachines kon textiel met veel tegelijk gemaakt worden. Dit noem je massaproductie.
In 1839 werd de eerste spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem geopend. Nu konden mensen met een stoomtrein sneller van A naar B komen. Maar veel mensen waren bang voor de stoomtrein. Het was iets heel anders dan dat ze gewend waren.
Door de Industriële Revolutie groeiden de steden. De arme boeren konden nu geld verdienen in een fabriek. Zij verhuisden naar de grote steden. Maar daar waren huizen heel slecht waarin ze woonden.
De meeste mensen werkten in de negentiende eeuw in de fabrieken. Ook de kinderen werkten in de fabrieken, omdat zij het goedkoopst waren en de fijne werkjes konden doen. De kinderen waren nog niet verplicht om naar school te gaan. Ook gebeurden er veel ongelukken door de slechte werkomstandigheden. Het waren geen fijne tijden om in te leven.
Er kwam steeds meer verzet tegen kinderarbeid in Nederland. In 1874 voerde Van Houten het Kinderwetje van Van Houten in. Het was vanaf nu verboden voor kinderen om de 12 jaar te werken in een fabriek. Maar er was weinig controle in de fabrieken, waardoor er nog steeds veel kinderen in de fabrieken werkten.
In 1900 werd dan echt de leerplichtwet in gevoerd. Nu moest iedereen tot en met 12 jaar verplicht naar school. Zo konden de kinderen leren.

Wat is een revolutie?
Waar begon de Industriële Revolutie? En wat was de oorzaak?
Waarom groeiden de steden zo veel na de Industriële Revolutie?
Wat is een grondwet? En wie mochten stemmen op de Tweede Kamer?
Wanneer werd de eerste spoorlijn geopend? En wanneer werd de spoorlijn in Neede geopend?
Waarom is het Kinderwetje van Van Houten een wetje en geen wet?
Welke wet zorgde er wel voor dat kinderarbeid minder werd?
Wie zorgde ervoor dat ook alle vrouwen in Nederland mochten gaan stemmen?

Groep 1

Allerlei geluiden komen op Mees, Lise, Mats en Anne af. Ze zijn beland in een donkere ruimte. Er zijn geen ramen en het stinkt er.

Mees loopt naar de plek waar het meeste vandaan komt.

‘Mees, blijf hier!’ schreeuwt Lise. Hij rent achter Mees aan en trekt aan zijn hand.

‘Wat is er?’ zegt Mees kortaf. Hij kijkt Lise aan.

‘Er is niets, maar het is gevaarlijk daar.’

Anne en Mats lopen naar de andere twee. Ze horen geluiden van niet-geoliede machines en ijzer dat langs elkaar schuurt.

‘Zo jongelui,’ schreeuwt de zware stem weer. Anne weet het, het is Jan Pieterszoon Coen weer. ‘Welkom in 1868.’

 

Mees, Anne, Lise en Mats  zijn beland in 1868 in Haarlem. Ze zijn beland in een oude textielfabriek. Wanneer zij verder lopen zien ze allerlei fabrieken en kinderen die mee moeten helpen. Een klein jongentje zit onder een weefgetouw en  raapt losse stukjes katoen. Lise vindt dit erg zielig voor dit jongetje en helpt hem de kleine stukjes stof op te rapen. Maar dan komt het weefgetouw terug, maar dan?

Plotseling komt de fabrieksbaas naar de kinderen toe gelopen en vraagt aan hen wat ze hier aan het doen zijn. Ze antwoorden met niets en zo zet de baas hen aan het werk. Ze moeten vervelende klusjes doen. Op de een of andere manier weten ze toch te ontsnappen en komen ze buiten te recht voor het station van Haarlem.

Overleg ook met het andere groepje over een goeie overgang van jullie twee verhalen. Maar laat jullie verhaal aan niemand anders weten van de klas. Dit moet een geheim blijven, anders is het niet meer spannend.

 

Groep 2

Hijgend rent Mees naar buiten, gevolgd door de rest. Ze komen terecht op een straat waar veel mensen zijn. In de verte fluit een trein.

             ‘We moeten daar heen,’ zegt Mees. Mats rent achter hem aan.

             ‘We moeten hier zo snel weg.’

             Lise komt naast de twee jongens rennen. ‘Dat die kinderen dat uithouden. Mijn nagels zijn nu al gebroken. Ze moeten echt een nieuwe kleur nagellak hebben. En je make-up, zij leven gewoon zonder make-up. Wie kan dat?’

             ‘Zeur nu niet zo en ren door.’

             ‘Hopelijk kunnen we nog net de trein halen,’ zegt Anne.

 

Wanneer de vier kinderen zijn ontsnapt aan de vreselijke fabrieksbaas, komen ze terecht bij een oud treinstation. Ze willen eigenlijk een treinkaartje halen, maar de verkoper vraagt waar hun ouders is. Kunnen ze toch nog me met de trein?

De trein gaat naar Amsterdam, en komt plotseling midden in het weiland stil te staan. Mats vraagt aan de conducteur wat ze moeten doen, maar dan blijkt er brand te zijn in de locomotief. En wat gebeurd er dan?

 

Overleg ook met het andere groepje over een goeie overgang van jullie twee verhalen. Maar laat jullie verhaal aan niemand anders weten van de klas. Dit moet een geheim blijven, anders is het niet meer spannend.

 Jullie gaan een verhaal schrijven van ongeveer anderhalf A4’tje lettertype Calibri 12van ongeveer 600 woorden dat tijdens de Industriële Revolutie afspeelt. Het verhaal moet historisch kloppen. Zo kunnen er geen auto’s voor komen in een verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen of zijn er geen Romeinse soldaten in de Gouden Eeuw.

 Bedenk altijd hoe het verhaal loopt. Beantwoord de vragen hieronder voordat je begint te schrijven.

 Wie? 

Waar?

Wanneer?

Wat?

Hoe?

Beschrijf kort wat jullie gaan vertellen in het begin, midden en het einde. (gebruik minimaal 30 woorden)

Maak een schets van hoe jullie tekening er uit gaat zien. Dit hoeft nog niet netjes te zijn, het is een schets.