Leenacten van Gelre en Zutphen

De leenadministratie werd bijgehouden door een zogenaamde leenkamer of leenhof. In leenboeken (leenprotocollen) werd opgeschreven aan welke leenman welk stuk grond, huis of recht werd uitgegeven.
Van de leengoederen die in de loop van de tijd erfelijk werden, staat in de leenboeken aangegeven welk kind bij overlijden van de oude leenman de leen ontving.

In de leenkamer werd een afschrift van de leenakte in chronologische volgorde in het leenprotocol of leenakteboek bijgeschreven. Soms werden toevoegingen uit latere jaren er tussen geschreven. De leenman kreeg vervolgens de originele akte: de bezegelde oorkonde van belening.
De leenheer beschikte daarnaast soms over leenregisters. Deze registers waren geografisch ingedeeld. In zo’n register werd de akte in verkorte vorm weergeven en daarna volgde een lijst met opeenvolgende leenmannen die het goed in leen hadden.